Voedingscentrum #3: Huisartsen, koks en het levensmiddelenbedrijfsleven

Het Voedingscentrum heeft bij de lancering van de nieuwe Schijf van Vijf voor het eerst een web-care team ingezet. Die hebben de 12.000 Twitter-posts bekeken of beantwoord. Mensen praten graag over voeding. Het is een veelbesproken onderwerp. Veel meer dan 15 jaar geleden. Voor het Voedingscentrum is het van belang om dezelfde “share-of-voice” te houden. En niet door alle gekwaak overstemd te worden. Je moet mee met je tijd. Wat wordt straks belangrijk? En hoe zit het met bedrijven? Daarover gaat deze 3de blog van mijn gesprek met Gerda Feunekes, Directeur Voedingscentrum voor HAS Voedseldialoog.
We geven onze boodschappen zoveel mogelijk integraal: gezond, duurzaam en veilig, zodat de mensen niet 3x hoeven te kiezen.

Een grote zorg zijn toch wel de gewone mensen

Bereikt het Voedingscentrum wel degenen die het minst gezond zijn. De lage sociaal economische klasse. We kennen in Nederland een groot verschil tussen arm en rijk. Gerda hoopt echt iedereen te kunnen bereiken die het nodig heeft, en niet alleen de mensen die informatie zoeken.

Pillen zijn gemakkelijker, maar toch….

Huisartsen zijn bijvoorbeeld heel belangrijk. Ze worden vaak gezien als expert op het gebied van voeding. “We weten dat ze deze expertise niet altijd in huis hebben,” zegt Gerda. “Gelukkig lijkt er nu een beweging te ontstaan vanuit de ‘artsenwereld’. Ze zien hoe belangrijk voeding kan zijn voor gezondheid.” “Maar dat weten we al 30 jaar” vraag ik me hardop af: “Waarom gaat dat nu dan anders?” Gerda antwoordt: “Tot nu toe werd het als te moeilijk gezien, gedragsverandering. Maar door ongezond gedrag ontstaat juist diabetes of hartziekten. Pillen lijken dan gemakkelijker. Ik denk dat de grootte van het probleem de artsen ook wel aan het denken heeft gezet. Er is veel winst te behalen.”

Buitenshuis eten kan veel gezonder

En de chefs, de koks. Dat is ook een leuke uitdaging voor de toekomst. Er wordt steeds meer buitenshuis gegeten. Maar Gerda denkt dat de chefs het wat betreft gezondheid beter kunnen doen. Dat ben ik wel met haar eens en ik vertel dat we bij de HAS al een aantal jaar bezig zijn geweest met menulabelling. We kijken of we gezonde keuzes kunnen stimuleren door bijvoorbeeld op menukaarten aan te geven hoeveel calorieën gerechten bevatten.

Mensen willen gewoon lekker eten

“Het is de vraag of mensen daarop zitten te wachten” vindt Gerda. “Natuurlijk wil iedereen gewoon lekker uit eten. Maar wat mij betreft moet de informatie in ieder geval gewoon beschikbaar zijn. Wat zo’n chef in een restaurant neerzet wordt soms ook een beetje een referentie. Bijvoorbeeld  Aziatische gerechten kunnen erg zout zijn door gebruik van keukenzout, sojasaus of vissaus. Maar waar vind ik die informatie? Misschien krijg ik wel in één keer mijn hele zoutinname van de dag binnen, je weet het niet,” zegt Gerda bezorgd.

Geen individuele bedrijven adviseren

De omgeving moet dus veranderen. De gezonde keuze moet de gemakkelijke keuze worden. Het levensmiddelenbedrijfsleven speelt daarin een centrale rol. Zij bepaalt het aanbod aan voedingsmiddelen. Het Voedingscentrum praat vooral met de koepelorganisaties CBL (Centraal Bureau Levensmiddelenhandel) en FNLI (Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie) maar adviseert geen individuele bedrijven.

Samenwerking met bedrijven

Hoe gaat het dan wel? “Een mooi voorbeeld is het Eetmaatje (maatbekertje). Daar hebben we een aantal jaar geleden een miljoen van laten maken. Met specialisten hebben we bedacht hoe dat eruit zou moeten zien. Het gaat hierbij om het tegengaan van voedselverspilling. Vaak komt dat doordat mensen te veel koken. Het maatbekertje,” Gerda pakt het erbij, “laat zien: dit is een goede portie voor 1 persoon en dit voor 2 personen.” Albert Heijn zorgt vervolgens voor de verspreiding.

Albert Heijn betaalt de distributie

“Het idee is van ons: wij betalen de productie en Albert Heijn betaalt de distributie. In die zin hebben we het samengedaan. Voor ons is het heel belangrijk dat er geen geld vanuit de industrie of supermarkt naar het Voedingscentrum gaat. We hadden er ook minder van kunnen maken en het zelf verspreiden. Maar we hebben er voor gekozen om er 1 miljoen te laten maken en met een bedrijf waar veel mensen toch al komen, samen te werken voorde verspreiding. Er zijn wel meer van dit soort publiek-private samenwerkingsvoorbeelden op de website te zien. Zoals de Ja-Nee koelkaststicker en de vershoud-bakjes. Allemaal acties tegen de voedselverspilling.”

Een autoriteit, maar geen aanjager

“Voor het Voedingscentrum is het belangrijk dat het bij de doelen past. En als het ons verder geen geld kost is het een win: win.” Toch is Gerda genuanceerd over de rol van het Voedingscentrum.  “Wij gaan niet over beleid. Neem bijvoorbeeld het initiatief van de Youth Food Movement (YFM) voor structureel Voedselonderwijs op basisscholen. Zoiets ondersteunen wij natuurlijk wel, maar wij zijn niet de aanjager: dat is meer iets voor YFM, of de Consumentenbond of Foodwatch.”
Het Voedingscentrum krijgt zijn geld van 2 ministeries en niets van het bedrijfsleven. Die onafhankelijkheid is belangrijk. Toch wordt er wel samengewerkt, ook met het bedrijfsleven. Hierboven een aantal voorbeelden. Laat weten wat je ervan vindt!
Deel 1 Vertaalt wetenschap voor de consument Schijf van Vijf gemist?
Deel 2 De omgeving veranderen gemist?