Biologieblog: De grootoorvleermuis

Ik vind dilemma’s leuk, dat is raar want dilemma’s zijn per definitie niet leuk. Dat ik echter rare dingen leuk vind mag geen nieuws heten. Wegens de pret die ik aan dilemma’s beleef, leg ik ze mezelf met enige regelmaat voor. ‘Nooit meer bier of nooit meer mayonaise’ was één van de lastigste die ik tot op heden voor mezelf heb kunnen verzinnen. Een overpeinzing van pakweg vijftien minuten (ik formuleer mijn mening doorgaans redelijk rap) bracht mij tot het besluit in een dergelijk geval het bier af te zweren. Een zwaar besluit dat derhalve geen praktische navolging kende. Soms volstaat een gedachte-experiment, in dit geval zeker.

Als mij vandaag gevraagd zou worden een keuze te maken tussen ‘doof of blind zijn’ was de keuze een stuk eenvoudiger. Het zien is bij mij al sinds jonge leeftijd beperkt. Opticiens verdienen aan de kwaliteit van mijn ogen al zo’n 35 jaar een rijkelijk belegde boterham. Mijn ouders bedachten dat ik weleens een bril nodig kon hebben toen ik op vijfjarige leeftijd, op klaarlichte dag tegen een brug aan fietste, een object dat voor de gemiddelde observant toch redelijk gemakkelijk te ontwaren is. En inderdaad, de oogarts en de opticien waren het eens, mijn ouders hadden gelijk. Sindsdien ben ik afhankelijk van de hulp van geslepen lenzen voor mijn visuele waarnemingen. Zien is dus niet mijn hobby.

Horen daarentegen gaat mij een stuk beter af. Natuurlijk werd ook mij op jonge leeftijd verteld dat ik niet goed luisterde maar dat was, zo blijkt achteraf, overdrachtelijk bedoeld. Ik beleef een groot plezier aan geluid. Niet elk geluid vind ik daarbij even mooi, maar er zijn geen pieken zonder dalen. Geen Bach zonder hardstyle, geen Leonard Cohen zonder carnavalsmuziek en geen Pink Floyd zonder jaren-80-rommel. Het luisteren naar muziek verwondert mij. Ik geniet van stereo-effecten op aandachtig geproduceerde platen en kan met gemak een paar uur luisteren naar dezelfde plaat. Meestal onder het genot van een lekker flesje………….inderdaad, mayonaise.

Zodra de schemering het wint van de dag kijk ik dan ook graag (met slechte ogen) naar de vleermuizen die bij mij de straat wat insecten-armer maken. De meeste vleermuizen zijn (net als ik) slechtziend en toch fietsen ze niet tegen een brug. Sterker nog, ze vliegen niet eens tegen de pasgewassen ramen aan. Vol verwondering zie ik hoe ze in scherpe bochten en sierlijke lussen vermetel door het zwerk dansen. Dat ze op die hoge snelheid ook nog kleine snelle prooien weten te vangen vind ik verbluffend, en dat ze dat op basis van hun gehoor doen maakt mij ronduit jaloers. Dat moet een geweldige belevenis zijn, kunnen horen hoe je omgeving er uit ziet, waar je eten zich bevindt en waar potentiële partners in overvloed te vinden zijn.

De onbetwiste topnotering voor auditieve waarneming is in Nederland voor de grootoorvleermuis. Deze vleermuis heeft (zoals de naam wellicht doet vermoeden) relatief grote poten, en ook de oren zijn van respectabele afmeting. Die buitenproportioneel grote oren dienen (zoals zoveel ogenschijnlijk overgeproportioneerde organen) een doel. Waar andere vleermuizen door middel van echolocatie bewegende insecten kunnen waarnemen in de lucht, kan een grootoorvleermuis ook stilzittende prooien waarnemen op bladeren en takken. In het pikkedonker pikt hij rupsen en spinnen van bladeren door bij het blad, in de lucht stil te blijven hangen en héél goed te luisteren naar het ‘beeld’ dat wordt gevormd door de reflectie van zijn eigen klanken. Schutkleur of niet, volle maan of maansverduistering, de grootoorvleermuis ‘ziet’ elke prooi die hij kan horen.

Mijn verlanglijstje wordt dit jaar zeer overzichtelijk: “Lieve Sint Nicolaas, ik wil graag een voucher om als grootoorvleermuis te kunnen reïncarneren. Mijn ogen zijn alvast aangepast.”