Biologieblog: De zwarte roodstaart

Een vriend van mij (Jaap Willems) heeft geschiedenis gestudeerd en hij is jarig. Dat is een jaarlijks terugkerend fenomeen en altijd reden voor een feestje, een avondje bier drinken met leuke mensen, mijn lievelings! Om één of andere reden kunnen biologen en geschiedkundigen het op feestjes en daarbuiten, goed met elkaar vinden. Misschien is het de beschrijvende aard van hun beider benaderingen van waarheid, hoe dan ook, met historici bier drinken is geen straf. Nooit zit je om een goed verhaal verlegen want zowel het vroeger als het nu zit vol met tal van interessantigheden en rariteiten.

‘Die biologen hoeven maar één ding te doen’, hoor ik mijn gesprekspartner (toevalligerwijs een historicus) zeggen. ‘Ze moeten alle levende dingen vinden, beschrijven en benoemen en dan komen ze op de proppen met zoiets als een walvis!’. Doordat ik net een slok bier heb genomen kan ik niet direct reageren, en dat is maar goed ook. Zijn uitspraak blijkt een bijzonder kiene constatering! Biologen definiëren wel vaker iets en spreken zichzelf direct weer tegen. Een walvis geeft borstvoeding, en dat doen vissen nooit dus die naam is op z’n minst wat onhandig gekozen. Nog een slokje bier.

‘Net als een zeepaard, een zeehond en een zeeleeuw. Geen paard, geen hond, geen leeuw!’ vervolgt een andere feestgast; een bioloog, opvallend genoeg. Als ik er over nadenk volgen de voorbeelden elkaar in rap tempo op: Beerdiertje, geen beer. Tijgermug, geen tijger. Nijlpaard, zie bij zeepaard, dus geen paard! De kleine vos, een prachtig vlindertje, of de mierenleeuw, een onooglijke mieren-etende larve maar prachtig als volwassen insect dat zich wellicht het best laat beschrijven als een kruising tussen een dagvlinder en een libel, die ’s nachts vliegt, en geen leeuw in de buurt te bekennen! Mooi maar wel verwarrend.

Maar het kan nog gekker: De walvishaai, geen walvis maar wel een vis en ook een haai. De grote beervlinder, met een spanwijdte van 7 cm een forse vlinder, maar geen beer, en voor een beer al zeker niet groot. De bidsprinkhaan bidt niet en is nauwer verwant aan kakkerklakken dan aan sprinkhanen. Het lijkt alsof biologen taxonomie bedrijven met de nauwkeurigheid van een vissenkom vol met briefjes met delen van dierennamen. Neem nou de hommelbijvlieg! Een zweefvlieg die lijkt op een bij, die op een hommel lijkt, ‘kunt u dat wellicht nog eens herhalen?’ Even voor de zekerheid; een vlieg dus. ‘Mooi!’ denk ik dan ‘geen angel dus.’

Maar er gloort hoop. Niet alle dierennamen zijn zomaar uit de lucht gegrepen. De koekoek zegt koekoek. Fijn, dat klopt! En zo kennen we er meer uit de categorie onomatopoëtisch: De tjiftjaf, de snor, de oehoe en ,met wat meer fantasie, tellen de grutto en de kluut ook. De borst van de roodborst is rood, en die van de blauwborst blauw. De groene specht is groener dan de zwarte specht en de bonte specht is bonter dan de zwarte specht. Of de bonte specht bonter is dan de groene specht is ‘een kwestie van smaak’ besluit het feestgezelschap gezamenlijk en unaniem. De grote bonte specht is groter dan de middelste bonte specht die op zijn beurt groter is dan de kleine bonte specht. Drie op een rij! Zit er dan toch logica in deze waanzin?

Niet alleen het moment van de dag, maar zeker ook de allengs slinkende voorraad bier in de koelkast,  mag als oorzaak van het uitblijven van een ultieme oplossing worden aangewezen. Volgend jaar zelfde datum, zelfde plek. Tot dan!

De ochtend na het feestje word ik, niet geheel volgens eigen planning, vroeg in de ochtend wakker. Onder mijn balkon broedt een koppel zwarte roodstaarten. Mooie vogeltjes met een grappige territoriale zang, en nog veel belangrijker, ze zijn zwart en hebben een rode staart! Althans, de mannetjes. Je vindt ze in gebieden met hoge gebouwen die ze gebruiken als zangpost. Het gebouw waarin ik woon voldoet blijkbaar als zangpost. En dat heeft hem (de zanger) samen met zijn partner een nest vol piepende jongen opgeleverd.

Bij het krieken van de dag gaan de ouders op jacht om hongerige jongen te voeden door opengesperde bekjes te vullen met eiwitrijke rupsen. Zolang er rupsen in de bekjes zitten is dat prima, maar zodra een rups is doorgeslikt gaat de snavel opnieuw open om te piepen om meer. Deze juveniele zang is beduidend minder mooi dan de solo’s van de oudervogel vanaf zijn zangpost. Maar erger nog, ik word er wakker van, om 5 uur in de ochtend! Fijn dat de naam zwarte roodstaart klopt, maar ik was nu blijer geweest als die vogel de naam ‘stille-zwijgvogel-met-een-mooi-rood-staartje’ had gekregen, en dat ie zich dan ook gedroeg naar z’n naam, dat zou pas echt fijn zijn.