Bakker Albert: mensen komen geen halfje meer halen

Toen Nederland halverwege maart door het coronavirus aan het hamsteren sloeg werden de vriezers massaal volgestopt met brood. De bolletjes waren op en ook meel was nergens meer te vinden. Ik moest in maart vier verschillende winkels af voor ik een pak bloem had gevonden. Bij de Turkse supermarkt hadden ze er nog één. Volgens het CBS werd er in de derde week van maart 130% meer bloem verkocht dan in voorgaande jaren. Ondanks de low-carb trend van de afgelopen jaren was het nu duidelijk: mensen willen brood. Dat is goed nieuws voor Albert de Jong van Bakker Albert uit Zeist

Een ambachtelijke bakker 

Albert heeft zijn zaak overgenomen van een vorige bakker en bakt er inmiddels zelf al 22 jaar brood. Op ambachtelijke wijze. Voor hem betekent dat verse producten met een meerwaarde en een beleving verkopen. Brood is het product waar zijn bakkerij vooral op specialiseert. Gebak doen ze maar heel beperkt. “Dat is niet een product waarvoor mensen speciaal komen, als ze er zijn nemen ze het mee.” Verder kun je bij Albert ook nog terecht voor bijvoorbeeld gevulde koeken en hartige snacks. Hij vertelt me dat zijn bakkerij niet in het centrum van Zeist zit, maar in een woonwijk. “Het is dus niet zo dat er mensen langslopen die denken: hé een bakker, daar ga ik even wat lekkers halen.”  

Een grote gun factor 

Mensen moeten dus echt naar hem toe komen. Daarom is binding met zijn klanten voor Albert erg belangrijk. “Je moet een zo groot mogelijke gun factor hebben.” Hij kent bijna iedereen die in zijn bakkerij komt. “Dat is wel heel erg leuk aan dit bedrijf.” Om met zijn klanten te communiceren gebruikt hij veel social media. Zo laat hij op zijn Facebook bijvoorbeeld kijkjes achter de schermen zien en houdt hij zijn klanten op de hoogte van nieuwe producten. “Ik ben nu ook met Instagram bezig” zegt hij. “Alleen daar ben ik wel laat ingestapt, ik moet nog een beetje uitvinden hoe het werkt.” 

Iedereen een vaste sector 

Toen ik Albert vroeg wat het eerste was wat hij merkte van de crisis zei hij dat dit onzekerheid was. “Bij mezelf en bij het personeel.” En toen sloot de horeca en gingen de bedrijven thuis werken. 30 tot 40% procent van de omzet bestaat uit horeca en daarnaast vielen ook nog de leveringen aan de kantoren stil. “Vanuit de branche kwamen er toen protocollen.” Het was belangrijk dat Albert zich hieraan hield, anders moest hij zelf misschien dicht. Daarom zijn ze al vrij snel anders gaan werken. Iedereen in de winkel heeft nu een vaste sector. “Iemand aan de kassa, één staat bij het gebak en de ander bij het brood.”  

Mensen komen geen halfje meer halen 

Het sluiten van de horeca had niet alleen maar negatieve gevolgen voor Albert. De winkel was megadruk. “Ook omdat al die aparte dagen erin vielen: Koningsdag, Moederdag, Pasen.” Normaal merkt Albert dat inwoners van Zeist met dit soort feestdagen vaak een paar dagen weg zijn. “Als het vakantie is, is de omzet meteen -25 tot -30%.” Maar dit keer dus niet. “Dat is in dit hele rare gebeuren voor ons de positieve kant,” begint hij. “Dat de winkel juist heel erg pluste.” Dat komt ook omdat de gemiddelde besteding heel erg omhoog is gegaan. “Mensen komen geen halfje meer halen.” Dat begint nu wel langzaam weer een beetje terug te komen. Maar zeker toen dit alles net begon wilden mensen liever maar één tripje maken en daar een volle vriezer aan overhouden. “Dus het aantal klanten ging naar beneden, maar de besteding ging omhoog.”  

Lange rijen 

Maar dat betekent niet dat er weinig klanten naar de bakkerij kwamen. Albert zet veel in op beleving en ziet mensen graag blij zijn zaak uit gaan. Maar er mochten maar 2 mensen tegelijkertijd de winkel in. “Als het dan niet echt doorloopt, dan komt er een rij te staan.” In de eerste weken stonden er rijen van 100 tot 150 meter. “Dat is geen beleving voor mensen, dat kan ik je wel vertellen.” Albert zag mensen afhaken of voorbijrijden, wat hij snapte, maar hij zag het natuurlijk liever anders.  

40 seconden per klant 

Het was even hectisch, maar inmiddels gaat het beter. Er was al een webshop, maar omdat de service en het persoonlijke contact belangrijk zijn voor Albert, was dat nooit een prioriteit. “Maar nu had ik er gelijk iemand opgezet om het in orde te maken.” Er is nu ook een pick-up point, zodat niet iedereen meer de winkel in hoeft. “Met Koningsdag kregen we 350 webshop bestellingen binnen en waren we 4 uur open,” zegt hij. “Dan ga je rekenen en denk je; ik moet iedere 40 seconden iemand de deur uit hebben.” En dat is gelukt! 

Een lichtpuntje 

Albert maakt zich wel zorgen over het stukje service wat hiermee verloren gaat. Hij vraagt zich af hoe dat zich gaat ontwikkelen. “Ik vond dat wij altijd wel een lichtpuntje waren op de een of andere manier.” Als mensen na een dag thuis zitten wat lekkers kwamen halen bij de bakker, zag Albert ze altijd helemaal blij de deur uit gaan. Maar dat is nu dus wel anders. Mensen kunnen nu geen gesprekken meer voeren in de winkel, met de werknemers of met mensen die ze in de winkel tegenkomen. “Dat vind ik echt zwaar waardeloos, dat is echt zo niet leuk.” Eigenlijk hoop hij dat alles snel weer zo kan worden als voorheen. “Maar,” voegt hij eraan toe, “ik heb wel het idee dat mensen niet meer thuis kunnen zijn.” “Het moet allemaal maar New York.” Het besef dat dat toch eigenlijk niet normaal is, mag van Albert wel blijven hangen. 

Missen jullie het persoonlijk contact in winkels? Of vinden jullie het juist fijn dat alles nu meer online gaat? Laat het weten in de reacties!